Het Europees Parlement heeft afgelopen dinsdag 21 november 2023 met een overweldigende steun van 590 stemmen vóór, 15 tegen en 15 onthoudingen zijn standpunt aangenomen over een versterkt “recht op reparatie” (Right to Repair) voor consumenten. Het voorstel beoogt een duurzamere consumptie te bevorderen door het gemakkelijker te maken om defecte goederen te repareren, afval te verminderen en de reparatiesector te ondersteunen.
Binnen de wettelijke garantieperiode zouden verkopers verplicht zijn om te repareren in plaats van het vervangen, als dit goedkoper is of gelijkwaardig qua kosten aan het vervangen, tenzij de reparatie niet haalbaar is of ongemakkelijk is voor de consument. Europarlementariërs stellen ook voor om de wettelijke garantie met één jaar te verlengen nadat een product is gerepareerd.
Consumenten krijgen het recht om reparatie te eisen voor producten zoals wasmachines, stofzuigers, smartphones en fietsen nadat de garantie is verlopen. Om reparaties aantrekkelijker te maken voor consumenten, willen Europarlementariërs producenten verplichten om vervangende apparaten tijdelijk uit te lenen voor de duur van de reparatie. Als een product niet kan worden gerepareerd, zou een gebruikt of refurbished product in de plaats kunnen worden aangeboden.
Consumenten worden vaak ontmoedigd om een product te laten repareren vanwege hoge kosten en moeilijke toegang tot reparatiebedrijven. Volgens het Europees Parlement zouden onafhankelijke reparateurs, refurbishers en eindgebruikers toegang moeten hebben tot alle reserveonderdelen, reparatie-informatie en gereedschappen tegen een redelijke prijs.
Online platforms zullen consumenten helpen om lokale reparateurs (inclusief reparatiecafés) en verkopers van gebruikte goederen in hun omgeving te vinden. In Nederland is Techniek Nederland hier al mee gestart en heeft het ‘Nationaal Reparateursregister’ ontwikkeld. Om reparaties betaalbaarder en aantrekkelijker te maken, stellen Europarlementariërs voor om consumenten vouchers en andere financiële prikkels aan te bieden via nationale reparatiefondsen. Dit gebeurt nu al in Frankrijk en Oostenrijk. En met succes.
